5. Greet, de zus van Bet van Beeren van café ’t Mandje aan de Zeedijk
‘Ga je mee meid?’ vraagt Greet lachend. Die vraag betekent of ik haar ’s avonds wil vergezellen haar naar haar woning aan de Zeedijk. Dat doe ik wel vaker. Ze is al in de tachtig en loopt voorzichtig, met kromme rug. Ik help haar de trap op naar boven.
Als we eenmaal bij haar boven zijn, zegt ze steevast: ‘Ga jij maar eens even lekker zitten’. Tot in de kleine uurtjes kletst zij dan aan één stuk door over café 't Mandje, waar boven ze heeft gewoond. Ze heeft zelf ook vaak achter de tap gestaan in dit beroemde café van haar (overleden) zuster Bet van Beeren. Zodoende kent ze het kroegleven van haver tot gort. En ze beseft ook heel goed dat het een eenzaam bestaan is; alles wat je meemaakt moet je 'opzouten', zegt ze. Ze kan heerlijk theatraal overdrijven. Ik hoor haar nog zeggen; ‘Je bent nog te goed voor dit vak als je je vader en moeder zou hebben vermoord. Het is overleven met al die klootzakkies’. De tijd en ervaring heeft haar hard gemaakt.
Vaak komt ‘tante’ Greet aanzetten met een kop soep: ’Meid, ik heb een lekker bouillonnetje voor je gemaakt’. Vervolgens gaat het deksel van de trommel met oude, vergeelde foto's open en vertelt ze over haar leven. Het leukste is dat ze zelf nog steeds zoveel plezier beleeft aan die ‘goede oude tijd’. Ze babbelt er op los, soms heel hartelijk, soms een beetje geniepig. Samen aan tafel zit ze echt te genieten. En dan slenter ik ’s nachts veel te laat naar huis, nog vol van haar verhalen die ik nooit meer zal vergeten…
De meeste legendarische kroegbazinnen groeiden op in Amsterdam. Iedereen kende ze bij naam: Apache Alie, tante Greet, tante Aal en tante Trui. Ongetwijfeld zijn er ook vele ‘ooms’ geweest. De cafébazen en bazinnen kenden elkaar goed, maar konden elkaar niet altijd goed pruimen, er heerste grote concurrentie, rivaliteit, een bikkelharde strijd. Het was vaak ieder voor zich.
Greets verhalen over de oorlogsjaren vond ik het heftigst. Politieagenten sprongen op elkaars schouders om te checken of na sluitingstijd in de kroeg het licht wel gedoofd was; met spiegeltjes loerden ze dan stiekem naar binnen. Ontelbare mensen werden verraden. Met een beetje mazzel werd je gered. Zoals op diezelfde bovenverdieping van café 't Mandje waar destijds bij een inval meermalen Joodse en ook andere stamgasten onder een deken gemoffeld werden om zich voor te doen als dronken zeelieden. Zo wisten Bet van Beeren en haar personeel de Duitse patrouilles om de tuin te leiden.
In dit beroemde en beruchte café kregen kroeglopers waar voor hun geld. Het entertainment in 't Mandje was wereldwijd bekend. Het bood kwaliteit. De echo hiervan zou vele jaren later nog naklinken als een klok.
Diana van Laar, Greets nichtje vocht, en vecht nog steeds, net als haar tantes als een tijger om het café te behouden én te behoeden. In het Amsterdams Museum in de Kalverstraat is een permanente tentoonstelling gewijd aan dit beroemde café waar de homoseksuele Bet de deuren opende voor homoseksuelen. Het was een sociaal gebeuren, zeelui en buurtbewoners; men voelde zich in 't Mandje bevrijd en begrepen. Gelijksoortige stelletjes, mannen en vrouwen mochten er zelfs dansen, wat heel gewaagd was in die tijd. Als een heer keurig gekleed binnenkwam, werd zijn stropdas meteen afgeknipt en aan het plafond gehangen.
Na het overlijden van Bet, heeft Greet nog enkele jaren de zaak gerund. Ze bewaakte deze plek met hart en ziel. Zich opgewerkt tot een bedreven barvrouw, heeft ze wel altijd in haar zusters schaduw gestaan. Zelf geloofde ze heilig in de kracht van een vrouw aan de toog. Ze speelde haar spel met de mannen, terwijl ze geen al te grote verwachtingen van ze had. Ze is ook altijd alleen gebleven.
Ze wist zeker dat er meer is tussen hemel en aarde. Zo koesterde ze vele souvenirs uit het verleden. Met vakantiekaartjes, bloemetjes, foto’s, familieportretjes en bidprentjes in de hand, had ze het gevoel contact te kunnen maken met de andere, geestelijke kant, gene zijde. Op die manier sprak ze dagelijks met haar overleden ouders en haar zuster Bet. Wekelijks kwam een medium bij haar de kaart lezen, en passeerde alles steeds weer de revue. Ze wilde niets loslaten en kon haar taak op deze wijze beter aan.
Greet is ook vaak in mijn cafeetje, Proeflokaal In de Olofspoort, geweest en ik kan haar nog altijd uittekenen, zoals ze daar zat op haar vaste plek op het hoekje van de bar. En bij de opening van mijn proeflokaal zat ze er bij als een trotse pauw in een nieuw colbertjasje.
Nadat mijn mooie bonbonwinkeltje was omgedoopt in een proeflokaal van jenevers en likeuren, voorspelden vele buurtbewoners dat ik het niet zou redden. Wat dacht ik wel, een vrouw en dan ook nog eens één uit de polder? Wie anders dan Greet nam het voor me op; ze snoerde bemoeizuchtigen vinnig de mond: ‘wachten jullie maar eens af, stelletje klerelijers’.
Zelf had ze veel te vaak gehoord: ‘Jij leert het nooit’, en had het horeca-vak op een harde manier in de praktijk moeten leren. Met haar ervaring gaf Greet mij kracht, meer kracht dan ik me destijds realiseerde
Greets zuster Bet ging altijd om de zoveel tijd zelf een paar dagen stappen. Degene die haar verving moest beslist geen doetje zijn. De tijd was ook anders, je kreeg het echt niet zomaar cadeau. Greets rol als vervangster was niet gemakkelijk. Hoewel ze het op het café passen als een eer beschouwde, had ze er best veel verdriet in gekend, omdat ze feitelijk zo alleen was. Ik denk nog vaak aan haar verhalen uit de oude tijd, maar ook aan mijn eigen horeca jaren terug. Hoewel ik lang niet altijd haar ‘grapjes’ begreep, kreeg ik de draad wel te pakken.
Het horecaleven bleek hard werken, een zware belasting. Aan de ene kant werd ik een vertrouweling van vele klanten, maar tevens uitgelokt door publiek van allerlei allooi. Maar ik luisterde altijd naar mijn innerlijk: als iemand zich misdroeg, accepteerde ik dit niet en ging de confrontatie aan, op een nette manier. Dat lukte wonderwel vaak goed, omdat mensen er bij willen horen. Het werk maakte mij harder dan ik van nature ben. Na vijfendertig jaar hield ik het echter voor gezien en vond dat ik mijn vrouwtje wel had gestaan. Weliswaar in een andere tijd, komend vanuit een andere plaats.
* Met grote dank denk ik terug aan de kleine, oude Greet van Beeren en haar heerlijke bouilonnetje en Paula Boogaard ( lees gebbetje 6 ) die zo jong rond haar vijftigste, is overleden. Ze waren hele verschillende karakters, maar als kroegbazinnen échte vakvrouwen. Ik beschouw ze als engeltjes. Soms kijk ik nog even over mijn schouder en maak een ‘verticaal’ babbeltje met ze.
* Uit Hartje Mokum, Riny Reiken
-Gebbetje 5 - Greet, de zus van Bet van Beeren. Ga je mee meid ?
Ga naar Geschiedenis:
Jubileumboek 6 - foto van interview AT5 met Greet van Beeren
Jubileumboek 20 - foto Greet van Beeren, Riny Reiken- Majoor Bosshardt
Jubileumboek 12 - foto Riny Reiken 27 juli 1988 ( start proeflokaal )
De namen in dit verhaal zijn authentiek.