( For English, see page end )
02. Kroegbazinnen op stap
Aan de bar zit een bijdehante kroegbazin van middelbare leeftijd. Haar aparte kapsel, vele piekjes in verschillende kleurtjes, omlijst haar gezicht. Met veel bravoure en snelle bewegingen vertelt ze over het leven in de binnenstad, over haar café, dat dichter aan de Wallen is gelegen dan mijn café, het Proeflokaal.
De kroegbazin wil me duidelijk laten merken dat het in mijn café ook anders kan, bij ‘gezelligheid’ denkt zij aan gekleurde lampjes en vooral aan muziek. Het is haar hier ‘te stil’; er zijn nog geen gasten. Nieuwsgierigheid heeft haar naar binnen gelokt, maar nu voelt ze zich ongemakkelijk en zit zenuwachtig aan de bierviltjes te peuteren. Dan vraagt ze me ineens hoe ik het café ben ingerold.
‘Nou, ik had hier een chocoladewinkel, vertel ik haar naar waarheid. ‘Junks zijn dol op zoetigheid, er was veel te veel overlast en de kassa bleef vaak leeg. Dus behaalde ik de nodige diploma's, schreef een ondernemersplan en zag kans hier dit proeflokaal van te maken.
De kroegbazin begint te gieren van het lachen en roept: 'Kom op dame, voor de draad ermee. Neem mij nou niet in de maling. Ik zal je mijn stempels laten zien en jij kan mij alles vertellen. Ik zwijg altijd tot in mijn naad.' Op dergelijke taal ben ik niet voorbereid, en voordat ik het weet, trekt ze haar trui omhoog. ‘Kijk maar eens goed, dame! Allemaal souvenirs van mijn lovers. Maar ik ben er uitgestapt, jij toch ook?'
Dan gaat er een een lichtje bij me branden. Heeft deze vrouw soms 'in het leven’ gezeten? In elk geval is haar leven heel anders is gelopen dan het mijne. Met open mond staar ik haar aan en vraag: ‘Is dat dan normaal’?
Die avond krijg ik uitleg. Elke afbeelding op haar lichaam wordt besproken. Haar tattoos zijn geplaatst om littekens te verstoppen, de herinneringen aan een roerig bestaan komen als een stroomversnelling uit haar mond. Elke story begint met een nieuwe slok: ‘Doe mij er nog maar één’. Gaandeweg hangt ze aan de bar terwijl ze zich aldoor wijs maakt dat het tijd is om op te stappen. Haar aanvankelijk triomfantelijke stemming slaat om, tranen van verdriet druppelen op de houten cafévloer.
Haar gestalte, die verdrietige aanblik, grijpt me aan. Vanwege haar openhartigheid geef ik haar de respons: ‘Ik zou niet graag in jouw schoenen willen staan, maar vind het wel zo moedig dat je er mee bent gestopt.’ Ze begint te ontdooien. ‘Ik ben er echt niet trots op’, zegt ze. ‘Mijn Arie heeft mij er uitgehaald. Nu heb ik zijn kroeg, want Arie is gaan hemelen.’ Na een snik hoor ik haar zeggen: ‘Ik mis hem zo, hij was een verliefd klantje en kwam steeds weer bij me terug.’ Kroegbaas Arie bleek haar prachtig mooi te vinden. Hij keek verder dan de gemiddelde hoerenloper, haalde haar met littekens en al uit het leven en ze trouwden. Arie had voor haar gevochten, liet niemand anders aan zijn liefde komen, zij was voor hem ‘zijn koningin’.
Het hartverscheurende gehuil houdt niet op. Ik probeer haar te kalmeren. Dan vraagt ze me: ‘Waar zou die schat van mij nou zijn? Wat denk jij, zou God bestaan? Sinds mijn jeugd ben ik niet meer naar de mis geweest, nu durf ik er niet meer alleen naar toe. Wil jij me meegaan?’
En zo spreken we af dat ik samen met de kroegbazin met Kerstmis naar de nachtmis zal gaan. Ze komt stipt op tijd in het Proeflokaal, dat op kerstavond een paar uur vroeger dan anders sluit. Na een bescheiden klopje op de deur, verschijnt ze met een hoogblond nieuw kapsel, op hoge hakken, nylon kousen met een pikzwarte naad en een plissé rok. Zo loopt ze naast mij op weg naar de kerk. Ze bedankt me bij voorbaat haar gezelschap te houden, en verder is ze opvallend stil.
Daar zitten we, ge zusterlijk naast elkaar in de prachtig versierde kerk, de Sint Nicolaas. Het is overvol. We genieten van de rituelen, de wierookgeur, het gezang, de gebeden en het kaarslicht. Zo nu en dan kijkt de kroegbazin mij dankbaar aan en pakt mijn hand vast; de mis doet haar zichtbaar goed. Ze was van katholieke huize en is heel goed bekend met alle rituelen, de traditie zit er nog altijd getrouw ingebakken.
Na de Nachtmis gaan de kerkgangers, buurtgenoten, eenzame lieden en families huiswaarts. Wij blijven samen achter. ‘De kerk gaat zo wel sluiten, hoor’, waarschuwt de koster ons. De kroegvrouw is opnieuw zó emotioneel, haar dikke tranen druppelen nu op de marmeren vloer.
Een misdienaar haalt de pastoor er bij. Uit discretie besluit ik aan de wandel te gaan. Langs de zijpaden hangen grote Bijbelse afbeeldingen, kruisweg taferelen, die ik bewonder. Zo nu en dan kijk ik even nieuwsgierig om naar de stand van zaken. De kroegvrouw kalmeert tijdens het gesprek met de pastoor; hij hoort haar zielenroerselen aan en troost haar, en ze lijkt hem daarvoor dankbaar.
Omdat de grote kerk-entree al gesloten is, worden wij naar de zijuitgang geleid. Onder het grote Christusbeeld aan de wand blijft de kroegvrouw plotseling stilstaan, wankelend op haar hoge hakken. Vóór het definitieve vertrek uit de kerk vouwt ze nog even haar handen, neemt rustig nog even een stilte momentje. Na een poosje opent ze haar nog vochtige ogen, liefdevol omhoog kijkend naar de beeltenis van Jezus. Gepassioneerd slaat ze een kruis. Daarna klapt ze onverwachts heel hard in haar handen, luidkeels roepend door de lege kerk: ‘Kanjer, bedankt en zal je goed op Arie passen?’
Als er een lieve God zou bestaan, dan weet ik zeker dat hij haar moet hebben gehoord. Hoewel het moment ongemakkelijk voelt, ontroert haar liefdevolle uiting me diep. De echo klinkt zo mooi door de holle ruimte, het is onvergetelijk. We lopen arm in arm, terwijl zij babbelt naar haar gezellige cafeetje. ‘Daar, waar méér dan honderd jaren lik bij mekaar zit’, had Arie ooit tegen haar gezegd.
De clientèle blijkt daar binnen alvast te zijn begonnen aan een gezellig bubbeltje. Gejuich alom als wij binnenkomen, een overdreven hartelijk welkom: ‘Hoe gaat het nou schat? Jouw Arie blijft altijd bij je hoor’, hoor ik ze hele lieve en troostende woorden tegen haar zeggen.
De zaak is versierd met grote gekleurde kerstballen en het biljart staat vol feestelijke hapjes. Voor de gelegenheid dragen luidruchtige dames sexy kleding, terwijl het merendeel van de heren er niet veel anders uitziet dan op een doordeweekse dag. Er wordt veel gedronken, de muziek draait op volle toeren. Bij 'een Pikketanussie' en 'Janus, pak me nog een keer' zingt iedereen uit volle borst mee.
De kroegvrouw, die haar schoenen met hoge hakken snel verwisseld heeft, zegt tegen een gast: ‘Je moet ook eens gaan, dat zal je ook goed doen.’ De gasten tonen respect voor haar, delen grif drankjes uit om hun geweten af te kopen. ‘Hé, neem d'r nog één!’
Voor mij staat op de bar zelfs een heel rijtje volle wijnglazen, de drank van alle kanten aangeboden. Het lijkt of ‘de Koningin’ op visite thuisgekomen is in haar eigen kroeg. Het duurt niet lang voor ze zelf het roer weer overneemt om haar personeel en gasten aan te sturen.
Sindsdien zocht ik haar uit vriendschap af en toe op en dronk soms een slokje aan de bar. Ze zette de muziek dan wat zachter en kwam naast me zitten. Toch bleef ze me wel altijd ‘dame’ noemen met een begrijpend knikje, de meest vriendelijke lach en het gezegde: ‘Kom op meid, we drinken op Arie, want in de hemel is geen bier.’ Om me daarna steevast te vragen: ‘Zeg eens, hoe gaat het nu met jou?’
02. Uit: Hartje Mokum, Riny Reiken.
* Geschiedenis drankje / De Pak me dan -Vruchten likorette gaat over Verleiding
De namen in dit verhaal zijn aangepast om privacy te waarborgen.
2. Pub owner ladies visiting church
A good-looking middle aged pub owner lady sits at the bar of my tasting house; her distinctive hairstyle - wisps in different colors - is framing her face. While gesturing, she is telling about life downtown Amsterdam, and about her café, that is located closer to the Red Light District than mine. She had been curious to see my café, but once inside, she feels uncomfortable. While she is nervously picking at the carton beer mats, she clearly wants to show me that things can be done differently in my café. To her, ‘coziness’ means colored lights and loud music. She finds it ‘too quiet’ here (there are no guests yet).
Then, she suddenly asks me how I got into the café business.
‘Well, I used to have a chocolate shop here’ I’m telling her truthfully. ‘And because of the fact that junks love sweets, it was inconvenient, the cash register often appeared empty. So I got the necessary diplomas, wrote an entrepreneurial plan and managed to turn this monument into a Tasting Room.’
The pub owner starts laughing, shouting: ‘Come on lady, don’t fool me. I’ll show you my stamps and you can tell me everything. I won’t say anything, trust me, I keep quiet, right up to my seam.’
I am not used to this kind of language. Before I know it, she pulls up her sweater. ‘Take a good look, lady! All these, are souvenirs from my lovers. But I got out, didn't you?’
Now I see what she means, this woman has been in ‘the life’. Her life has taken quite another course. Fully surprised, I’m staring at her, and ask: ‘That’s common?’
And this evening, she will explain it all. She mentions each and every image on her body. Her tattoos are placed to hide scars. Like a rapid, her turbulent life is memorized. And with each and every story she takes a sip of her drink: ‘Give me some more’. Gradually she is hanging at the bar, telling herself constantly that it is time to leave. Her initially triumphal mood changes; tears of sorrow are dripping on the wooden cafe floor.
This person with her sad look touches me. Because of her frankness, I respond to her: ‘I would not like to be in your shoes, but I find it very brave that you have put an end to it.’
Now she begins to melt down: ‘No, I'm really not proud of it’ she says. ‘My Arie pulled me out. Now I own his pub, since Arie has gone to heaven.’ After sobbing, she continues: ‘I miss him, he was a little client in love, he came back to me again and again.’
It turned out that pub owner Arie really found her beautiful. He was not just an average whore-hopper, but the one who pulled her out of ‘the life’ with all her scars, and they got married. Arie had fought for her, nobody else was allowed to touch his love any more. From now on, she was ‘his queen’.
There is no end to her heartbreaking crying. I’m trying to calm her down. Then she asks me: ‘Where do you think my darling has gone to? God exists? I have not been to church since my youth, now I dare not go by myself. Do you want to go with me?’
And thus we agree to go together to Christmas midnight mass. Punctually, she arrives at the Tasting Room, which closes a few hours earlier. After a modest knock on the door, she appears with a platina blond new hairstyle, with high heels, nylon stockings with a pitch-black seam, plissé skirt. We are walking to church and sit sisterly, side by side, in the beautifully decorated, crowded St Nicholas church. We enjoy the rituals, the incense smell, the singing, the prayers and candlelight. Every now and then, the pub owner gratefully looks at me and grabs me by the hand. She takes it all in. Originally, she is from a Catholic home and is very familiar with all rituals, the tradition is still there.
After midnight mass, churchgoers, families, neighbors, lonely people are leaving the church to go home. We stay together. ‘The church will close soon’, the sexton warns us.
The pub lady is very emotional; again, big tears are dripping on the marble floor.
An altar boy calls for the pastor. When he arrives, I discretely decide to admire the large Biblical images of Jesus’ station of the cross.
Every now and then I curiously look what’s going on. The pub lady seems to calm down when speaking with the pastor; he listens to her, and she seems grateful.
Since the church entrance is already closed, we are led to the side exit. Under the large statue of Christ on the wall, the pub lady suddenly stops, staggering on her high heels. Before the final departure from church, she folds her hands, quietly taking a moment of silence. After a while, she opens her still moist eyes, lovingly looking up to the image of Jesus. Passionately, she makes a cross. Then, she unexpectedly claps her hands, shouting loudly through the empty church: ‘Kanjer, thank you and will you look after Arie?’
The echo sounds beautiful though the hollow space. Now if there were a dear God, I am sure he must have heard her. Although her shout feels uncomfortable, it is an unforgettable moment.
Arm in arm, we are walking to her cozy little cafe. ‘Where for one hundred years nick sit together’, Arie once said.
In the cafe, the clientele appears to have already started with a cozy ‘bubble’. There are cheers when we come in, an exaggerated welcome: ‘How are you doing, honey? Your Arie always stays with you.’ Sweet, comforting words are spoken to her.
The café is decorated with large colored Christmas balls and on the billiards tables are festive snacks. For the occasion, noisy ladies are wearing sexy clothes, while most of the men just look like any ordinary day. A lot of drinking, music running full speed.
The pub lady, who quickly changed shoes, says to a guest: ‘You have to go to church sometimes, you will feel better.’ The guests show respect, drinks are offered in order to forget: ‘Hey, take one more!’ In front of me, many glasses filled with wine, offered by many. It seems that ‘the queen’ has come home, a visit to her own pub. It does not take long before she takes over again to manage her staff and guests.
Since then, I occasionally visited her out of friendship; sometimes I drank a sip at the bar. Then she turned the music down and sat next to me. Yet she always called me 'lady' with an understanding nod, a most friendly smile, and saying: 'Girl, let’s toast to Arie, because there is no beer in heaven’, thereafter asking me: ‘How are you?’
History drink - De ‘pak me dan’ fruit likorette is about Seduction
From: Hartje Mokum, Riny Reiken - names in this story have been adjusted.